vrijdag 1 januari 2010

1- Dat is het grootste geheim van ons tijdperk

uit: Apokalyps Nu! januari 2010



Dat is het grootste geheim van ons tijdperk. (8)

De titel van dit tijdschrift is afgeleid van een van de minst begrepen bijbelboeken,
- De Openbaring van Johannes -, zoals deze aan ons overgeleverd is.
Apocalyps is het Griekse woord voor openbaring.
Volgens Rudolf Steiner is de schrijver van de Apocalyps -Johannes- ook de schrijver van het Johannes-Evangelie en geen ander dan de door Christus uit de doodsslaap opgewekte Lazarus (beschreven als de leerling die Hij lief had (Joh. 13-24 en 19, 26-27).
Deze opwekking blijkt in werkelijkheid het slot van een diepgaand inwijdingsproces voor Lazarus te zijn geweest. Christus zelf als hiērofant voltrekt deze inwijding. Lazarus kom uit !  (Joh.11-40)
Wat Lazarus-Johannes in de bijna-doodtoestand (of doodsslaap) voorafgaand aan zijn opwekking als toekomstvisie beleeft in de geestelijke wereld vindt zijn weerslag o.a. in de beide bovengenoemde boeken.
Er zijn vele theologen geweest die zich het hoofd gebroken hebben over de betekenis van de inhoud van de Apocalyps van Johannes en over de tijd dat deze zijn beslag zou krijgen.
In het werk van Steiner is het thema apocalyps een centraal gegeven dat als een rode draad loopt door de vele voordrachten (die hun neerslag vonden in zo’n 350 boeken, meestal ontstaan vanuit het meeschrijven van stenografen) die hij in het eerste kwart van de 19e eeuw gehouden heeft. Van de vele mijlpalen in deze kwart eeuw dat de antroposofie zich ontwikkelde wil ik er hier slechts 2 noemen. In 1908 de voordrachten over de Apocalypse van Johannes en in 1924  de voordrachten over  de Apocalypse en priesterschap. (1)
Enkele thema’s die daarin aan de orde komen en waarvan we hopen dat ze in deze reeks artikelen successievelijk behandeld kunnen worden zijn o.a.:
  • De kleine Apocalyps (Markus 13 en Mattheus 24-25.)
  • De wederkomst van Christus
  • De strijd van Michael en de overwinning op de draak en zijn scharen
  • Het drievoudige kwaad- Duivel, Satan en Antichrist, valse profeten
  • De strijd van allen tegen allen
  • De tijdsbepaling van de diverse beschreven gebeurtenissen (Apocalyps Nu!)
  • De verhouding van de antroposofie als inwijdingswetenschap tot deze genoemde items.
De kleine- of olijfberg Apocalyps.
Kan men van de Openbaring van Johannes –de grote Apocalyps- nog zeggen dat het nauwelijks te begrijpen is vanwege o.a., de gebruikte cryptische beeldspraak, van de passages in Markus en Mattheus –de kleine Apocalyps- kan men dit in mindere mate zeggen. Het geeft de inhoud weer van een gesprek tussen Christus en de apostelen terwijl ze op de olijfberg tegenover de tempel zitten.
De volgende citaten zijn ontleend aan de uit het Grieks vertaalde tekst van het nieuwe testament door H.Ogilvie. (2)

Christus zegt als antwoord op een vraag van de discipelen:

Ziet toe, laat u niet misleiden!
Velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen 'Ik Ben', en zij zullen velen misleiden. - Als uw oor krijg en krijgsgerucht verneemt, schrikt dan niet! Het moet geschieden, maar dat is nog niet einde en doel. Volk als volk zal opstaan tegen zichzelf en rijk tegen rijk. Aardbevingen zullen er zijn overal;hongersnoden zullen er zijn. Slechts een begin van de barensweeën is dat alles. (Marcus 13;5-8)

Na de 20e eeuw zal dit de meeste mensen niet onbekend in de oren klinken.
De eeuw van de wereldoorlogen. Onder de misleiders kunnen we met name ook op het politieke vlak werelddictators als Hitler, Stalin, Mao , Pol Pot en hun volgelingen en nog vele anderen herkennen.

Men zal u in verdrukking brengen en u doden; de haat van alle volkeren zal u treffen omdat mijn Naam in u leeft. En dan zullen velen ontrouw worden en elkander verraden en vol haat elkander bestrijden. Ook zullen vele valse profeten opstaan en zullen velen misleiden. En doordat alle geestelijke ordeningen miskend worden, zal de liefde in vele mensen verkillen. (Mattheus 24-15 e.v.)

Al tijdens het leven van Steiner kwam men vanuit de theosofie met een Wereldleraar,
waarvan sommigen zeiden dat het de wedergekomen Christus was, nml. Krishnamurti. Gelukkig heeft deze man zich kunnen ontworstelen aan de manipulaties waar met name de theosoof C.W.Leadbeater hem aan blootstelde.
In de 20e eeuw kreeg een ander mens miljoenen volgelingen, Sai Baba, die van zichzelf beweerde de wedergekomen Christus te zijn. (14) Tot op de dag van vandaag houdt Benjamin Crème lezingen over de komst van de Maitreya-Christus. Zonder moeite kan men veel meer van dergelijke personen in de recente geschiedenis vinden.
Maar de politieke misleiders waren toch wel de kwaadaardigste onder hen.

Want dan zal er een zware nood op de zielen drukken zoals nog nooit het geval was sinds het oerbegin der wereld tot op de tegenwoordige tijd en nooit meer het geval zal zijn. En wanneer die dagen niet verkort werden, zou het gehele aardse mensdom in het onheil verzinken. Doch terwille van hen, die hij tot zijn werktuigen heeft verkozen, worden die dagen verkort.(Matth.24-15 e.v.).

Bij deze uitspraken kan het gruwelijke lot oprijzen, dat talloze mensen in de vernietigingskampen van de 20e eeuw hebben ervaren, niet alleen in Duitsland maar ook in Rusland, China en Japan.
Aan het eind van dit artikel een getuigenis van een gevangene uit een jappenkamp, Willem Brandt. Hij beschrijft niet alleen de ellende en de verdrukking, maar ook een ervaring van geheel andere orde die met het onderstaande in verband gebracht kan worden. (13)

Wederkomst van Christus in de wolken.

De wederkomst van Christus is een centraal thema bij Steiner dat in Mattheus 24-29 e.v. aldus verwoord wordt:

Want zoals de bliksem uitschiet van het oosten en licht tot het westen, zo zal de tegenwoordigheid van de Mensenzoon zijn.

Markus 13-26 zegt het zo;

…en de krachten der sferen zullen in beroering geraken. En in die tijd zullen zij schouwen de Zoon des Mensen komende in de wolken met machtig bewegende kracht en veelvuldige openbaring.

En Mattheus. 24-42

Waakt dan, want gij weet niet op welke dag uw heer komt!
Begrijpt dit: indien de heer zou weten op welk uur van de nacht de dief komt, zou hij wakker blijven en niet in zijn huis laten inbreken. Daarom, houdt ook gij u gereed! Want op een uur waarop gij het niet voorziet, komt de Mensenzoon.

De verwijzing naar de maagden met hun lampen en of ze wel genoeg olie hebben om deze te laten branden, duidt op hetzelfde.

Dit is wat Steiner noemt en met name in 1909 begint hij daarover mededelingen te doen–de wederkomst van Christus in de etherwereld (= levenswereld). (3)

Het thema van de wederkomst van Christus (in de etherwereld) doortrekt het gehele oeuvre van Steiner met name vanaf 1909 . (4)
Waar in de bijbel gesproken wordt over de wolken, spreekt Steiner over de wereld  waar de levenskrachten zijn, de zogenaamde etherwereld. Elk mens heeft behalve zijn fysieke (minerale) lichaam ook een levenslichaam dat zorg draagt voor de instandhouding, genezing, groei etc. van dat fysieke lichaam. Na de dood verlaat dit etherlichaam het minerale lichaam, dat vervolgens overgeleverd aan de natuurwetten zich begint te ontbinden, zijn vorm begint te verliezen. Het etherlichaam wordt dan ook wel eens het vormkrachtenlichaam genoemd. Voor Steiner is het evident, dat Christus bij zijn wederkomst niet voor een tweede keer in een fysiek lichaam zal incarneren.
Als Christus al geschouwd zal worden is dat in een bovenzinnelijke gedaante, die echter kan lijken op een mensengedaante die van vlees en bloed is.
De wederkomst wordt ook wel een omgekeerde hemelvaart genoemd. (Handelingen 1-9-11) toen verdween Christus uit het bereik van het fysieke gezichtsvermogen van de apostelen en loste voor hen als het ware op in de wolken.

Enkele pregnante uitspraken van Steiner, die gelijkenis vertonen met hoe Johannes de Doper destijds de komst van Christus voorspelde en tevens ook voorbereidde, zijn:

Nu is de zon reeds sinds een paar eeuwen in het teken van de vissen getreden. In de nabije toekomst zal ze in dit teken zover gevorderd zijn, dat de uiterlijke aanwijzing zal zijn voor het verschijnen van Christus in het etherlichaam. Jullie zien dus, dat de antroposofie niet als een soort theoretische leer aan de wereld verkondigd wordt, maar dat de tekens der tijd ons de opgave geven, antroposofie te leren.(5)

En het is de plicht van de antroposofie, om dit te verkondigen. (6)

Maar er is op opmerkzaam gemaakt, dat we in een belangrijke tijd van de mensheidsontwikkeling leven, dat nog voor de afloop van deze eeuw nieuwe krachten zich in de mensenziel ontwikkelen, welke de mensen ertoe leiden zullen, een soort etherische helderziendheid te ontwikkelen, waardoor zich voor bepaalde mensen als door een natuurlijke ontwikkeling de gebeurtenis, die Paulus voor Damaskus beleefd heeft, zal vernieuwen. Zodat de Christus voor de verhoogde geestelijke vermogens van de mensen in een etherisch gewaad weer zal komen. Datgene wat Paulus voor Damaskus zag, zullen steeds meer en meer zielen gewaarworden. En dan zal men in de wereld opmerken, dat geesteswetenschap iets is, wat er als een vooruit verkondigde openbaring van een vernieuwde en gemetamorfoseerde waarheid van de Christusimpuls zijn zal.(7)

De eerste aanwijzingen van deze nieuwe zielvermogens, die zullen zich in enkele zielen al betrekkelijk snel laten bemerken. En ze zullen zich duidelijker tonen in het midden van de dertiger jaren van onze eeuw, ongeveer in de tijd tussen 1930 en 1940, de jaren 1933, 1935 en 1937 zullen bijzonder belangrijk zijn. Daar zullen zich bij mensen zeer bijzondere vermogens als een natuurlijke aanleg tonen.In deze tijd zullen grote veranderingen zich voltrekken en profetieën van de Bijbelse oorkonden zich vervullen. Dan zal zich alles voor de zielen veranderen die op aarde leven en ook voor degenen, die niet meer in een fysiek lichaam zijn. Onverschillig, waar ze zijn, deze zielen, ze leven aldaar totaal nieuwe vermogens tegemoet. Alles verandert zich. De belangrijkste gebeurtenis van onze tijd echter is een diep ingrijpende verandering in de zielevermogens van de mensen.(8)

Zo vatten we nu geesteswetenschap op in een totaal andere wijze. We leren, dat ze iets is, wat ons een ongehoord grote verantwoording oplegt, want ze is een voorbereiding op het zeer concrete gebeuren van de wederkomst van Christus. (8)


Zo zijn we aangekomen bij wat Steiner noemt:- het grootste geheim van ons tijdperk- zoals de titel van dit artikel luidt. (8).
Het jaartal 1933 verdient in dit opzicht onze bijzondere aandacht. Maar daarover meer in volgende afleveringen.
Echter ook drukt Steiner zijn toehoorders op het hart, dat alles , alles wat hij zegt  ook verslapen kann worden door de mensen, zodat ze achteraf kunnen zeggen, dat niets  van wat die antroposofen gezegd hebben gebeurd is. (9)

Het zal de taak van deze artikelen zijn om aan te tonen dat er wel degelijk iets plaatsgevonden heeft in de genoemde periode. Alleen was de schaduw die tegelijkertijd over de mensheid kwam zo diep, dat het Licht dat er onlosmakelijk mee verbonden was, slechts door weinigen is waargenomen.

Alvorens dit eerste artikel te beeindigen met het genoemde geschrift van Willem Brandt- En het duister heeft het niet begrepen-, (13) eerst nog enkele korte gedachten over het karakter van Christusverschijningen in het begin van onze jaartelling en in onze tijd.
In volgende artikelen kan dit eventueel dan nog verder uitgewerkt worden.

Na de opstanding is het Maria Magdalena, die Christus als eerste ziet, maar ze herkent Hem niet totdat ze Zijn stem hoort, voordien dacht ze dat het de tuinman was.
Ook niet alle apostelen herkennen Hem als ze in een afgesloten ruimte zitten en Hij plotseling onder hen is. Het bekende verhaal over Thomas die pas gelooft nadat zijn handen de verwonde plekken van de kruisiging hebben aangeraakt.
De Emmaüsgangers lopen een heel eind met Hem op en praten met Hem, maar herkennen Hem pas als Hij het brood met hen breekt.
Saulus bestrijdt Christus, omdat hij vanuit zijn kennis van de gnosis zich niet kon voorstellen dat de god Christus in een fysiek lichaam geleefd zou hebben en bovendien ook nog gekruisigd was. De schouw bij Damaskus overtuigt hem echter van het tegendeel en maakt hem tot de Paulus die juist een zeer belangrijk aandeel heeft in de verspreiding van het Christendom.
In onze tijd is er het fenomeen van de bijna-doodervaringen.
Vele mensen ervaren ongeacht hun religie, geslacht, leeftijd of ras een tunnel
met aan het eind een licht, dat een wezen blijkt te zijn, vol van liefde en mededogen. Dit wezen wordt door velen als Christus herkend.
Hiervan zijn ondertussen al zoveel getuigenissen, dat je in rechtbanktermen zou kunnen concluderen, dat als er meerdere getuigen onafhankelijk van elkaar met dezelfde getuigenis komen, deze wel een grond van waarheid moet hebben.
Het recente boek van Pim van Lommel (10) geeft hiervan diverse voorbeelden.
Zowel de ervaring -als van de bliksem (Saulus-Paulus), als de dief in de nacht (bijna doodervaringen die men jarenlang niemand durft te vertellen) komen in onze tijd voor. Er is een boekje vertaald door uitgeverij Perun ,-Christuservaringen heden. Authentieke ervaringen van tijdgenoten- (Gunnar Hillerdal&;Berndt Gustafsson), waarin veel ervaringen van het type Emmaüsgangers beschreven worden.(11)

In verband met het aan het eind van deze aflevering geplaatste verhaal van de vrijmetselaar Willem Brandt (13) is het volgende wat Steiner voorspelde wel zeer opmerkelijk:

Wanneer hij nu werkelijk zijn waarnemingsvermogen gescherpt had door zich uiteen te zetten met de antroposofie, zou hij kunnen bemerken, dat plotseling vlakbij hem iemand is, komt, om te helpen, hem op dit of dat opmerkzaam te maken; dat hem de Christus tegemoet komt – hij gelooft echter, dat het een mens in fysieke gestalte is. Maar daaraan zal hij merken, dat het een bovenzinnelijk wezen is, dat het direkt weer verdwijnt. Menigeen zelfs zal beleven, wanneer hij met bedrukt hart, vervuld van leed, stil in zijn kamer zit en niet meer weet hoe het verder moet, dat de deur geopend wordt: de etherische Christus zal verschijnen en woorden van troost tot hem spreken. Een levende trooster zal de Christus voor de mensen worden!
Kan dit heden nog grotesk lijken, maar waar is het toch, dat soms, wanneer de mensen tesamen zitten, geen uitweg meer zien, en ook wanneer grotere mensengroepen tesamen zitten en  wachten; dat ze dan de etherische Christus zien zullen!  Dan zal Hij het zelf zijn, zal beraadslagen, zal Zijn woord ook in vergaderingen inbrengen… (12)


‘En de duisternis heeft het niet begrepen’ Willem Brandt (13)

Eigenlijk is dit geen Kerstverhaal. Het is niet eens een verhaal; het is een verslag, een doodgewoon verslag van iets dat ergens gebeurde. En dan mist het zelfs nog de actualiteit die een verslag gewoonlijk kenmerkt, want het is al meer dan vijftig jaar geleden gebeurd. Wie bekommert zich daar nu nog om? Maar het kerstverhaal, het echte kerstverhaal, was tenslotte ook niet zomaar een verhaal. Ook dát is oud nieuws, van zo’n tweeduizend jaar geleden. Wat doen dus die paar decennia ertoe? Overigens bestaat er nóg een eigenaardige overeenkomst, al zult u die misschien wat vergezocht vinden. Het oude kerstverhaal speelde zich af in een stal. Dat van ruim vijftig jaar geleden gebeurde ook in een stal. Nu ja, geen echte stal, maar het leek er wel veel op. Het was een sombere loods, waarin een vrijwel permanente duisternis heerste. Maar daarbuiten straalde het licht fel en glorieus, zowel overdag als ’s nachts. Die loods stond namelijk in een tropisch gebied, onder een gloeiende, brandende zon, maar ook onder een fantastische sterrenhemel. En een maan, die veel groter leek dan men ooit in Europa ziet. Er woonden mensen in die loods, hoewel ‘wonen’ een beetje te sterk is uitgedrukt. Ze waren er opgeborgen. Want iets verder, daarbuiten, liet de zon of de maan kleine vonkjes glinsteren vanaf het prikkeldraad, voorzover dat in de loop van de jaren niet al was verroest. Want het duurde nu al jaren – of waren het misschien eeuwen? Je kon het zo niet zeggen  je was te moe en te ziek en te zwak om zelfs de uren en de dagen bij te houden. Dat deed je in het begin. Nu was dat allang voorbij. Je werd meer met de eeuwigheid geconfronteerd dan met de dag of het uur. Want er stierven er zoveel, naast je en overal om je heen, door honger, dysenterie, andere tropische ziekten – of alleen maar omdat ze niet meer wilden leven. Hun laatste sprankje hoop was uitgedoofd.Niettemin probeerden we het nog een beetje te rekken in dat concentratiekamp. Waarom, ach dat wist je eigenlijk niet meer. Aan het einde van de oorlog, aan bevrijding kon je allang niet meer geloven. Je leefde verder uit een soort routine, in een verdoofde toestand, afgestompt, en met nog maar één drift, die zo nu en dan als een wild beest naar je keel sprong: eten, eten, maakt niet uit wat. Maar er was niets, we werden systematisch uitgehongerd. Zo nu en dan ving iemand wel eens een slang, of een ander dier, een rat bijvoorbeeld. Besteed er maar geen aandacht aan, niemand die het overleefd heeft praat daar nog graag over. Er was één man in dat kamp, die nog iets eetbaars bezat. Een kaars. Een gewone waskaars. Natuurlijk had hij die destijds niet meegenomen of bewaard om op te eten. Een normaal mens eet geen kaarsvet, hoewel ze zeggen dat de Kozakken er vroeger gek op waren. Hoe dan ook: het is vet, dat moet je niet onderschatten wanneer je alleen maar uitgeteerde geraamten om je heen ziet – waarin je ook jezelf herkent.Als de marteling van de honger helemaal niet meer was uit te houden nam hij die kaars – die hij goed had verborgen in een verfomfaaid koffertje en hij kloof eraan. Maar hem opeten deed hij niet. Hij beschouwde die kaars als zijn laatste redding. Op een keer toen iedereen krankzinnig werd van de honger (en dat zou nu niet zo lang meer duren) zou hij die kaars opeten. Ik hoop niet dat u het gek of weerzinwekkend vindt. Ik, die zijn kameraad was, vond het heel gewoon in die tijd. Hij had mij trouwens een klein stukje van die kaars beloofd. Het werd mijn levenstaak, mijn voortdurende zorg, erop te letten dat hij de kaars achteraf toch niet helemaal alleen opat. Ik beloerde en bespioneerde hem en zijn koffertje dag en nacht. Misschien bleef ik wel in leven, omdat ik zo’n belangrijke taak te vervullen had. Op een dag ontdekten we dat het Kerstmis was. Heel toevallig was iemand daarachter gekomen, na langdurige berekeningen aan de hand van kleine streepjes en inkervingen in een balk. Hij vertelde het aan iedereen. ‘Volgend jaar Kerstmis zijn we thuis’, voegde hij er nogal mat en emotieloos aan toe.We knikten, of reageerden helemaal niet. Dat hadden we nu al een paar jaar gehoord. Toch waren er nog wel een paar die zich daaraan vastklampten. Je kon immers nooit weten. Dat was heel vreemd om te zeggen. Het klonk als een zwak, nauwelijks hoorbaar geluid uit een onafzienbare verte, iets volkomen onwerkelijks uit een ver, ver verleden. Toen zei iemand – misschien zonder enige bedoeling, maar misschien ook wel, daar ben ik nooit achter gekomen – ‘Met Kerstmis branden de kaarsen en luiden de klokken’. Nu moet ik zeggen dat die opmerking langs de meesten van ons heenging. Ze interesseerde ons niet, ze sprak over iets dat geheel buiten ons bestaan viel – maar toch had ze de wonderlijkste en meest onverwachte gevolgen. Toen het al laat in de avond was geworden, en iedereen daar zo’n beetje op de planken lag, met zijn eigen gedachten, of eigenlijk helemaal zonder gedachten, werd mijn vriend onrustig. Hij schoof naar zijn koffertje en haalde de kaars tevoorschijn. Ik kon het heel goed zien in het donker, die witte kaars. Hij eet hem op, dacht ik – als hij nu maar aan mij denkt. En ik loerde naar hem, door mijn oogharen. Hij legde de kaars op zijn brits en ik zag hem naar buiten verdwijnen waar een klein vuurtje smeulde. Hij keerde terug met een brandende spaander. Als een spook dwaalde dat kleine vlammetje door de loods tot het zijn plaats weer bereikte, vlak bij mij. Toen gebeurde er iets vreemds; mijn vriend nam die spaander, dat vuur, en stak zijn kaars aan. De kaars stond op zijn brits en brandde. Ik weet niet hoe iedereen dat zo onmiddellijk ontdekte, maar het duurde niet lang of de ene schaduw na de andere schoof nabij, halfnaakte kerels, waarvan je de ribben kon tellen, met holle kaken en brandende honger-ogen. Zwijgend vormden die een kring om de brandende kaars. Eén voor één kwamen ze naar voren, die naakte mannen, ook de dominee en de pastoor. Je kon niet zien dat ze dominee of pastoor waren, want ze waren ook maar een stuk uitgemergelde ribbenkast, maar we wisten het toevallig. De pastoor zei met een hese stem: ‘Het is Kerstmis. Het Licht schijnt in de duisternis.’ En toen zei de dominee: ‘En de duisternis heeft het niet begrepen.’ Het is, als ik mij niet vergis, uit het Evangelie volgens Johannes. Je kunt het in de bijbel vinden, maar die nacht, om deze kaars, was het geen geschreven Woord van eeuwen geleden. Het was een levende werkelijkheid, een boodschap voor dit uur en voor ons, voor ieder van ons. Want het Licht scheen in de duisternis. En de duisternis begreep het niet. Op dat moment beredeneerde je het niet zo, maar dat was wat we voelden, zwijgend rond dat Kerstlicht, die witte kaars, die spitse vlam. Daar was iets heel bijzonders mee. Die kaars was witter en slanker dan ik daarna ooit heb gezien. En die vlam – het was een kaarsvlam die tot de hemel reikte waarin we dingen zagen die niet van deze wereld zijn. Ik zal nooit in staat zijn om daarover te vertellen – niemand van ons trouwens, die nu nog leeft. Dat was een geheim. Een geheim tussen het Kerstkind en ons. Want we wisten toen zeker dat Het bestond, dat Het leefde onder ons en voor ons. We zongen in stilte, we baden zonder een woord, en ook heb ik gehoord dat de klokken begonnen te luiden en dat een engelenkoor liederen aanhief. Ja, dat weet ik heel zeker en ik heb wel honderd getuigen, waarvan de meesten niet meer kunnen spreken. Ze zijn niet meer hier, maar dat betekent niet dat ze het niet meer zouden weten.Daarginds, diep in de moerassen en de jungle, zongen ijle engelachtige stemmen kerstliederen voor ons en galmde het brons van duizend klokken. Waar dit alles vandaan kwam, dat blijft ook een geheim. Die kaars brandde hoger en hoger, spitser en spitser, tot aan het uiterste nokje van die hoge donkere loods en toen daardoorheen, tot aan de sterren, en alles werd wit van licht. Zoveel licht heeft later nooit meer iemand gezien. En we voelden ons vrij en opgeheven, en kenden geen honger meer. Die kaars had niet alleen mijn vriend en mij gevoed, die kaars had ons allemaal gevoed en sterker gemaakt.Er kwam geen einde aan het licht. En toen iemand zacht zei: ‘Volgend jaar Kerstmis thuis’, geloofden we dat deze keer onvoorwaardelijk. Want het licht had ons zelf die boodschap meegedeeld, het stond in vurige letters in die kerstvlam geschreven; u kunt mij geloven of niet, ik heb het zelf gezien. De hele nacht heeft de kaars gebrand. Er is geen kaars ter wereld die zo lang en zo hoog kan branden. Toen het ochtend was waren er een paar, die zongen. Dat was in geen jaren gebeurd. Die kaars heeft velen van ons het leven gered, want toen wisten we dat het nog de moeite waard was om verder te gaan, dat er ergens aan het eind op ieder van ons een thuis wachtte.En dat was ook zo. Sommigen zijn naar Nederland teruggekeerd, vóór het weer Kerstmis was. Ze vinden de kaarsjes aan onze kerstbomen maar klein, veel te klein. Ze hebben een groter licht gezien, dat nog altijd brandt. De meeste anderen zijn ook thuis gekomen vóór het weer Kerstmis was, ik heb zelf meegeholpen hen neer te leggen in de aarde achter ons kamp, op een droog plekje tussen het moeras. Maar toen ze stierven waren hun ogen minder dof dan vroeger. Dat was het licht van die vreemde kaars. Het Licht dat de duisternis niet had begrepen.


wordt vervolgd
Kees Kromme

Verwijzingen:


(1) In 1908  een serie van 13 voordrachten over - Apokalyps : de openbaring van Johannes : beeld van de toekomst ISBN: 90-6038-227-7 (uit GA 104) en in 1924 een serie van 18 voordrachten getiteld -Apokalypse en priesterschap- (GA346) (onlangs in Nederlandse vertaling uitgekomen ISBN: 9789060385500 Christofoor- Werken en voordrachten.)  inhoudsopgave  voorbeeld

(2) nieuwe testament door H.Ogilvie, uitgeverij Christofoor,
ISBN: 90 6238 044 1 (inmiddels in 6e druk 2001)

(3)GA 118, das Ereignis derChristus-Erscheinung in der ätherischen Welt, ook in Nederlandse uitgave :de Wederkomst van Christus
uitgever Zevenster ,ISBN-13: 9789070414467

(4) Om alleen al alle plaatsen aan te geven waar hij dit thema noemt is al een boekje van 110 bladzijden nodig. Dit boekje is er dan ook - en is uitgegeven als onderdeel van een 4-delige uitgave (tot nu toe):
Deel 2, "das Ätherische Christus-Wirken" - "Rudolf Steiner über die Wiederkunft Christi" van Harold Giersch (ISBN 3-7235-0580-5):
Deel 1 "Vom Christus Wirken in der Gegenwart" (ISBN 3-7235-0579-1)en
deel 3 "Wege zur Christus Erfahrung" (ISBN 3-7235-0597-X)zijn geschreven door verschillende auteurs die ingaan op uitspraken van Steiner en ook ingaan op Christuservaringen van andere mensen gedurende de 20e eeuw.
Deel 4 "Die neue Erfahrung des Übersinnlichen - Die anthroposofische Erkenntnissdramatik der Wiederkunft" (ISBN 3-7235-0996-7)van Jesaiah Ben Aharon is het laatst toegevoegd aan de reeks.

(5) (GA 118, 18-4-1910) zie noot 3





(10) Het recente boek van Pim van Lommel eindeloos bewustzijn.
Cardioloog Pim van Lommel deed de afgelopen twintig jaar onderzoek naar bijna-dood ervaringen bij patiënten die een hartstilstand hadden overleefd. Hij publiceerde er over in het gerenommeerde tijdschrift The Lancet en schreef de bestseller Eindeloos bewustzijn. Daarvan werden inmiddels meer dan 100.000 exemplaren verkocht. http://www.pimvanlommel.nl/
Ten Have ISBN: 978 90 259 5778 0
Lommel refereert o.a. ook aan de boeken van Raymond Moody, -De tunnel en het licht- en George Ritchie, -Terugkeer uit de dood-, die met name i.v.m. de daarin beschreven moderne Christuservaringen aan te bevelen zijn.

(11) Er is een boekje vertaald door uitgeverij Perun ,-Christuservaringen heden. Authentieke ervaringen van tijdgenoten- (Gunnar Hillerdal&Berndt Gustafsson). ISBN 978-90-76921-05-1 In een eerder artikel is iemand met zo'n ervaring beschreven naar artikel biografie Johanna von Keyserlingk

Het esoterische christendom. Werken en voordrachten, deel c3.
ISBN: 9789060385319    

(13)WillemBrandt ‘En de duisternis heeft het niet begrepen’
uit: De kaars, acht verhalen rond de kersttijd. ISBN 9060450086



aanvulling 8-10-2012
(14) de link waarnaar doorverwezen werd is verdwenen, dus hier de hele tekst
 Sai Baba:
There is one point that I cannot but bring to your special notice today. At
the moment when Jesus was emerging in the Supreme Principle of Divinity, He
communicated some news to his followers, which has been interpreted in a
variety of ways by commentators and those who relish the piling of writings
on writings and meanings upon meanings, until it all swells up into a huge
mess.

The statement itself has been manipulated and tangled into a conundrum. The
statement of Christ is simple. "He who sent me among you will come again!"
and he pointed to a Lamb. The Lamb is merely a symbol, a sign. It stands for
the voice--Ba-Ba; the announcement was the Advent of Baba. "His Name will be
Truth," Christ declared. Sathya mean Truth. "He will wear a robe of red, a
blood red robe." (Here Baba pointed to the Robe He was wearing!). He will be
short, with a crown (of hair). The Lamb is the sign and symbol of Love.
Christ did not declare that he will come again, he said, "He who made me
will come again." That Ba-ba is this Baba, and Sai, the short,
curly-hair-crowned red-robed Baba, is come. He is not only in this Form, but
he is in every one of you, as the Dweller in the Heart. He is there, short,
with a robe of the color of the blood that fills it.